Art Deco is een stijl in de architectuur, de interieurinrichting en de toegepaste kunst die vooral populair was in de jaren ‘20 en ‘30 van de vorige eeuw. De stijl is genoemd naar een internationale tentoonstelling van toegepaste kunst die in 1925 in Parijs werd gehouden. In de jaren ‘60 van de 20ste eeuw heeft men de naam Art Deco afgeleid van de naam van de expo: Exposition Internationale des Arts Décoratifs et Industriels Modernes”.
De stijl is een reactie op de weelderige Jugendstil en wordt gekenmerkt door strakke vormgeving met eenvoudige geometrische patronen en strenge verticale lijnen uitgevoerd in kleuren als rood, zwart en zilver. Ook werden glanzende materialen zoals chroom, glas, bakeliet en gepolijst steen als decoratie toegepast. De Art Deco is een luxueuze stijl voor upperclass van Parijs die in woelige tijden vasthielden aan hun luxe manier van leven zich baadde in weelde.
De Aziatische stijl is een wijd begrip. Azië is een enorm werelddeel dat daarom vaak nog wordt onderverdeeld in Zuidwest-Azië met landen als India, Ceylon, Pakistan Bangladesh en Tibet; Zuidoost-Azië met landen als Indonesië en Maleisië; en Oost-Azië met landen als China, Korea en Japan. Al deze landen hebben vanzelfsprekend een eigen onderscheidende cultuur, ook op het gebied van bouwen en wonen. Voor de oppervlakkige westerling die zijn huis een oosterse sfeer wil geven zijn er zo op het oog wel overeenkomsten te ontdekken maar de cultureel antropoloog weet dat elk land een eigen cultuur bezit die niet mag worden verward met de cultuur van een buurland. Zelfs binnen een groot land zullen nog significante cultuurverschillen en verschillen in vormgeving bestaan. Over het algemeen wordt gebouwd met de bouwmaterialen die in dat land ruim voorhanden zijn. Een land met uitgestrekte bossen zal met hout bouwen. Meubilair in Azië is van donker hout omdat bomen donkerkleurig hout leveren. De Aziatische cultuur wordt gekenmerkt door soberheid, interieurs zijn vormgegeven met natuurlijke materialen in natuurlijke kleuren. Additionele kleuren in een interieur zijn geïnspireerd op de verzadigde kleuren van de tropische flora en fauna. In decorering en ornamentering worden figuren gebruikt uit de mythische en religieuze wereld.
De sleutel voor deze stijl is het creëren van een echt persoonlijke woonruimte. Door het gebruik van objecten afkomstig van vlooienmarkten, inboedelverkopen, antiek- en brocantewinkels, combineert men originele meubelen en stijlmeubelen op een unieke wijze. Nieuwe elementen kunnen gemixt worden met 'gevonden' stukken, hoewel deze laatste zouden moeten overheersen. En zelfs brocante-stijl heeft behoefte aan een thema en een oog voor compositie om impact te hebben. Objecten zijn kroonluchters en antieke spiegels en dergelijke. Vaak gecombineerd met weelderige bloemmotieven op oud geborduurd linnen, beddengoed en serviezen.
Ecologisch ingerichte interieurs bezitten niet zozeer bepaalde stijlkenmerken, maar hebben als principe het gebruik van bouw- en afwerkingsmaterialen die bij het productieproces het milieu zo min mogelijk hebben belast. Een interieuradviseur die door opdrachtgevers met een uitgesproken voorkeur voor deze ideologie wordt gevraagd een woonruimte volgens ecologische principes in te richten wordt daarmee niet van de plicht ontslagen dit tevens volgens esthetische normen te doen. Bouw-ecologen houden principieel rekening met de habitat van mens, dier en plant en geven daarom de voorkeur aan bouwsystemen en afwerkingsmaterialen die gezond, duurzaam, natuurlijk, betaalbaar en energie-arm te produceren zijn. Al bij de ruwbouw geeft men de voorkeur aan constructies met natuurlijke bouwmaterialen (bv. baksteen en hout) in plaats van aan industrieel vervaardigde bouwstoffen (bv. kunststof of aluminium). Een goed voorbeeld van een ecologisch verantwoord bouwmateriaal is hout: het is een natuurproduct dat het milieu niet belast. Het is in onuitputtelijke voorraden beschikbaar, mits er meer bomen worden aangeplant dan er worden omgehakt, zoals ondermeer in de Scandinavische landen en Canada wettelijk is vastgelegd. Ook afbouwmaterialen voor het interieur (voor plafond, wand en vloer) moeten bij ecologisch afbouwen aan genoemde voorwaarden voldoen. Plafonds en muren worden afgewerkt met pleisters die zijn samengesteld uit natuurlijke grondstoffen zoals kleurrijke mineralen, kwartsgranulaten, marmerzand, kalk, cement en water. Voor wanden en houtwerk bestaat oplosmiddelvrije verf met natuurlijke bindmiddelen (lijnolie) die met natuurlijke pigmenten op kleur zijn gebracht. Voor raamafwerking/zonwering bestaat een breed assortiment katoenen, linnen en zijden stoffen. Voor natuurlijke vloerafwerking kan uit veel materialen worden gekozen: harde vloerafwerking: terracottategels (gebakken uit zuivere Toscaanse klei), houten vloerdelen (die in de lijnolie of bijenwas kan worden gezet), natuursteen, kurk en linoleum; zachte vloerafwerking: tapijt (bv. vilt, gemaakt van schapenwol of geitenhaar), van katoen, kokos en sisal.
Etnisch is het vreemde woord voor volkenkundig. het woord komt uit het Grieks: ethnos betekent volk. Etnologie is de wetenschap die een menselijke samenleving en haar (woon-) cultuur bestudeert. Iemand die etnologie studeert heet een etnograaf: hij/zij onderzoekt overeenkomsten en verschillen met de eigen cultuur. De Griek Herodotus (±450vC) zocht al naar verklaringen voor de verschillen tussen volkeren. Het begrip etnisch kan gekoppeld worden aan verschillende fenomenen. Bijvoorbeeld een etnische dans: een dans van een (primitief) volk; of een etnisch interieur: een interieur dat kenmerken bezit die specifiek zijn voor een volk met een gezamenlijke culturele erfenis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Aboriginal, Afrikaanse (tribal), Aziatische (Japanse). Indiase of Indiaanse (Noord- en Zuid-Amerika) culturen. Sinds Columbus Amerika ontdekte is de etnologie (culturele-antropologie) in een stroomversnelling geraakt. De grootste culturele contrasten zijn te vinden tussen westerse en niet-westerse volkeren. Wat voor een Europeaan een kenmerkend voorbeeld van een etnisch interieur is, bijvoorbeeld een woonkamer met Indiaanse invloeden, kan voor een Amerikaan een interieur uit bijvoorbeeld Spakenburg of Volendam zijn. Wil een opdrachtgever een interieur de etnische kenmerken van de Aboriginal cultuur willen geven, dat kan, naast het plaatsen van meerdere decoratieve, originele Aboriginalobjecten, als kleurstelling voor één of meer wanden het specifieke rood- bruin van bijvoorbeeld Ayer's Rock bij ondergaande zon worden gekozen.
Etnisch is het vreemde woord voor volkenkundig. Het woord komt uit het Grieks: ethnos betekent volk. Etnologie is de wetenschap die een menselijke samenleving en haar (woon-) cultuur bestudeert. Iemand die etnologie studeert heet een etnograaf: hij/zij onderzoekt overeenkomsten en verschillen met de eigen cultuur. De Griek Herodotus (±450vC) zocht al naar verklaringen voor de verschillen tussen volkeren. Het begrip etnisch kan gekoppeld worden aan verschillende fenomenen. Bijvoorbeeld een etnische dans: een dans van een (primitief) volk; of een etnisch interieur: een interieur dat kenmerken bezit die specifiek zijn voor een volk met een gezamenlijke culturele erfenis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Aboriginal, Afrikaanse (tribal), Aziatische (Japanse), Indiase of Indiaanse (Noord- en Zuid-Amerika) culturen. Sinds Columbus Amerika ontdekte is de etnologie (culturele-antropologie) in een stroomversnelling geraakt. De grootste culturele contrasten zijn te vinden tussen westerse en niet-westerse volkeren. Wat voor een Europeaan een kenmerkend voorbeeld van een etnisch interieur is, bijvoorbeeld een woonkamer met Indiaanse invloeden, kan voor een Amerikaan een interieur uit bijvoorbeeld Spakenburg of Volendam zijn. Wil een opdrachtgever een interieur de etnische kenmerken van de Aboriginal cultuur willen geven, dan kan, naast het plaatsen van meerdere decoratieve, originele Aboriginalobjecten, als kleurstelling voor één of meer wanden het specifieke rood-bruin van bijvoorbeeld Ayer's Rock bij ondergaande zon worden gekozen.
Letterlijk vertaald betekent feng shui wind en water. Het is een van oorsprong oosterse discipline die de navolger persoonlijk welzijn, voorspoed, geluk, gezondheid, maatschappelijke erkenning plus een lang leven zou moeten garanderen. Door, volgens feng shui-regels, ruimtes met ondermeer objecten, materialen en verlichtingsarmaturen te manipuleren zou een gezonde, energierijke leefomgeving kunnen worden geschapen. In zo een harmonisch ingerichte leefruimte stroomt dan een soort van (voor ingewijden, zo wordt gesteld, ook voelbare) krachtige levensenergie die -chi- wordt genoemd. Chi wordt met de mystificerende term ook wel de -adem van de draak- genoemd. Ook de fenomenen yin en yang spelen een rol bij feng shui. Zij vormen het evenwicht tussen twee tegengestelde, maar tegelijkertijd elkaars aanvullende energieën. Yin-energie staat voor stilte en onbeweeglijkheid; yang-energie vertegenwoordigt leven en beweging. Stoffen hebben overwegend óf yin- óf yang-eigenschappen. Volgens de (oude) westerse wetenschappelijke opvatting zijn er vier elementen, namelijk aarde, water, lucht en vuur. Feng shui hecht blijkbaar geen belang aan het element lucht maar heeft twee stoffen toegevoegd namelijk hout en metaal. De drie elementen en de beide stoffen zijn in een rechthoek met negen vakjes gerangschikt waarbij bij het rangschikken de noordpijl van het kompas als richtpunt is genomen. Wanneer nu dit schabloon over de plattegrond van een woonhuis wordt gelegd kan een ingewijde bepalen aan welke materialen en/of objecten in het woonhuis meer of minder aandacht moet worden geschonken om een harmonieus, energierijk feng shui-interieur te creëren.
Nederland beleefde in de jaren 50 van de 20ste eeuw een bijzondere periode. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een periode van herstel en wederopbouw. Het land moest
weer worden opgebouwd en de nijpende woningnood worden bestreden. Hierdoor was er werk genoeg, maar de arbeid werd vaak onderbetaald. De mensen die ongeschonden uit de oorlog waren gekomen,
begonnen de toekomst weer met optimisme tegemoet te zien. Dit uitte zich ondermeer in een geboortegolf.
Ook het persoonlijke leven van de Nederlander veranderde sterk in de jaren 50 en 60. De gezinnen werden kleiner en het aantal huishoudens nam toe. De mechanisatie
van het huishouden begon haar opmars. Eerst kwamen de stofzuigers, daarna de wasmachines en de koelkasten. Na de vondst van aardgas in Slochteren stappen in de jaren daarna steeds meer gezinnen
over op gas. Steeds meer kunststof artikelen kwamen in het huishouden. Plastic regenjassen werden tot de komst van de auto veel gebruikt.
De nieuwe woningen waren klein, maar met veel glas. Beneden werd gewoond en gewerkt, op de bovenverdieping werd gewassen, gespeeld en geslapen. De inrichting was
functioneel en praktisch: de vloer was afgewerkt met linoleum en er stonden transparante, lichte meubelen die visueel zo min mogelijk beslag op de ruimte legden.
High-tech interieurs hebben zich sinds begin jaren 70 ontwikkeld. In een high-tech interieur worden geen afwerkingsmaterialen en meubilair toegepast die gewoonlijk in woonhuizen worden aangetroffen, maar wordt afwerkingsmaterialen en meubilair gezocht die gewoon zijn in fabrieken, magazijnen en kantoren. Muren zijn gemetseld of zijn van beton, eventueel kunnen ze nog wit of grijs worden gesausd. Vloeren zijn van gietasfalt, van gevlinderd beton, of bijvoorbeeld van geprofileerde keramische tegels zoals ze worden toegepast in zwembaden of garages. Raam- en deurkozijnen zijn niet netjes in de verf gezet, maar de verf is juist gestript, waarna het houtwerk in een beschermende matte lak is gezet waarbij de nerven en knoesten zichtbaar blijven. Deze stijl is bij uitstek passend in een loft, een grote woonruimte in een voormalige fabriek of magazijn. Kasten in een high-tech interieur kunnen de muisgrijs gemoffelde plaatstalen kasten van de firma Ahrend zijn, of verzinkte stellingkasten met geperforeerde staanders van Overtoom of Vink Lisse, of houten magazijnstellingen van Lundia zijn. Een tafel uit een frame van steigerpijp waarop een 40mm dik multiplex tafelblad ligt met daaromheen verrijdbare werkstoelen misstaan niet in zo'n interieur. De keuken kan ook basic worden vormgegeven: een profi rvs keukenblad dat op zelf-gemetselde muurtjes rust met daartussen verzinkte looproosters als legborden. Een kast met laden is niet echt noodzakelijk, de spullen kunnen ook worden opgeborgen in kunststof kratjes zoals die op groenteveilingen worden gebruikt. Gekookt kan worden op vrijstaande wokbranders zoals die in Chinese restaurants gebruikelijk zijn. Verlichtingsarmaturen zijn van het type basic bouwlamp, bij voorkeur voorzien van een beschermkorf zoals ze worden gebruikt in gymzalen en sporthallen. Kleurgebruik wordt beperkt tot vale bruinen en metaalachtige grijzen.
Er zijn interieurstijlen die na verloop van enige decennia weer in een vernieuwde vorm actueel worden omdat zij appelleren aan het smaakgevoel van een bepaalde
doelgroep. Er zal altijd een groep van al dan niet kapitaalkrachtige mensen zijn die vanuit hun milieu, of door hun sociale positie, een voorkeur hebben (ontwikkeld) voor een klassieke
interieurinrichting. Niet iedereen is bereid zich te voegen naar een modernistische interieurdictaten zoals deze tijdens de Bauhaus- en de De Stijlperiode werden geformuleerd.
Een klassiek interieur is classicistisch van oorsprong en vindt zijn wortels in de vormgeving van Egyptenaren, Grieken, Etrusken en Romeinen. Halverwege de
18de eeuw kon, na de overdadige rococo-periode, en geïnspireerd door archeologische opgravingen in Italië, de klassieke interieurvormgeving zich in een hernieuwde belangstelling
verheugen. Deze stijlopvatting heeft zich tot ver in de 19de eeuw kunnen ontwikkelen. In een hedendaags klassiek interieur spelen de rijke vormgeving van het meubilair, het
teruggehouden kleurgebruik en de luxe aankleding met kwalitatief hoogwaardige afwerkingsmaterialen een bepalende rol. Stoelen zijn van edelhout of verguld en hebben gebogen vormen en krullen aan
de armleggers en de poten. Kasten kunnen voorzien zijn van inlegwerk met edele houtsoorten of ivoor. Wanden zijn onderaan betimmerd met panelen met daarboven een bespanning van een bijzondere
stof of reliëfbehang met een motief. De parketvloer is in visgraatmotief gelegd of er is een kamerbreed wollen, hoogpolig tapijt gelegd. Plafonds zijn voorzien van ambachtelijk gestuct lofwerk.
Accessoires en kunst zijn belangrijk: denk aan een schilderij van een rijke koopman met een kanten kraag, koperen kandelaars, een marmeren buste van een Romeins veldheer, een tafelklok met een
cupidofiguur die het uurwerk omhoog houdt. Het verlichtingsarmatuur op het dressoir heeft een conische kap die afgewerkt is met satijn en is gemonteerd op een porseleinen voet. Draperieën bij
ramen en doorlopen versterken de klassieke sfeer.
Een kolonie betekend oorspronkelijk: een vestiging van een deel van een bevolking. In de 16 eeuw werden door Europese landen delen in Amerika veroverd en worden dan aangeduid als kolonie. Er zijn vele landen die een kolonie bezitten, zoals: Nederland, Spanje, België, Frankrijk, Italië. In de woonbranche wordt er over koloniaal gesproken als de meubelontwerpen zijn oorsprong vinden in het verre oosten, zuid Amerika, India en Oost Afrika. Een brede variëteit aan houtsoorten wordt toegepast: van den tot mahonie. Ondanks het gebruik van donkere houtsoorten is het overheersende gevoel licht en luchtig. Dit dankzij het toepassen van open ruimtes en lichte stoffen en kleuren van de wanden. Meubelstukken, originelen of herinterpretaties, zijn dikwijls uitbundig gesculpteerd en soms massief. Andere elementen zijn gewoonlijk eenvoudig en licht. Tropische accessoires in gedempte aardekleuren worden toegepast.
Bewoners van huizen met een landelijke uitstraling idealiseren het boeren- en buitenleven. Ze zijn gericht op het aardse bestaan, op het leven met de seizoenen. Familie- en gezinsleven staan voorop: kinderen zijn belangrijk, evenals huisdieren. Kernbegrippen zijn degelijkheid, soberheid, behoudzucht. Landelijke interieurs worden gekenmerkt door natuurlijke materialen: plavuizen vloeren, gemetselde of rustiek gestuukte muren, stevig meubilair van hout, zowel kasten als stoelen, en de voorkeur voor natuurlijke aardekleuren. Meubilair moet praktisch zijn en tegen een stootje kunnen: de tafel is groot en stevig. Het hele gezin, bezoekende familie of onverwachte gasten moeten altijd kunnen aanschuiven. In de keuken wordt veel tijd doorgebracht, daar wordt de basis gelegd voor een uitgebreide maaltijd en dus een gezond leven. De ornamentering is traditioneel van karakter en verwijzen naar grootmoeders tijd. Fauteuils zijn niet modern maar verwijzen naar het verleden, zoals bijvoorbeeld een comfortabele orenstoel. In oudere huizen zijn kachel of openhaard niet direct vervangen door een hoogrendementsketel met ontsierende radiatoren.
Minimalisme streeft ernaar om alles te reduceren tot slechts de meest noodzakelijke elementen. Alles is gericht op het abstracte waarbij overbodige voorwerpen worden verbannen. Bij het minimalisme wordt uitgegaan van de basis elementen zoals een kubus-, bol-, cilinder- en kegelvormen. De minimalistische architectuur ontstond in de jaren zestig in de Verenigde Staten. Daarna volgde de beeldhouwkunst en schilderkunst. De essentie ligt in alle keuzes maken tussen het noodzakelijke en het overbodige.
Kunst- of modestijl die teruggrijpt op een stijl die al eens eerder populair was. Meestal uit de 50-er of 60-er jaren. Als gevolg van de nieuwe fabricagemethoden kon met, voor die tijd, andere materialen zoals chroom, kunststof en bakeliet worden gewerkt. Kenmerkend zijn de afgeronde vormen. Een goed voorbeeld van retro is Smeg-koelkast met ronde vormen. De vormgeving is gebaseerd op de Amerikaanse koelkasten met ronde vormen van Raymond Loewy uit de jaren '50.
Wanneer er wordt gesproken over een Scandinavische stijl dan ligt de oorsprong van deze ontwerptraditie niet in één land maar in meerdere landen: Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden. Tussen de landen zijn overeenkomsten, zij delen onder andere (behalve het Fins) de taaloorsprong en de natuurlijke ligging op het noordelijk halfrond: zij ervaren de seizoenen van negen donkere maanden en maar drie zomermaanden. In de jaren vijftig is door de eerlijke, sobere vormgeving van het veelal houten meubilair de Scandinavische stijl ook in centraal Europa populair geworden. Het meubilair wordt zeer gewaardeerd door de praktische gebruikswaarde en een tijdloze vormgeving. Ook verlichtingsarmaturen en accessoires hebben niets van hun oorspronkelijke aantrekkingskracht verloren. Ikea mag, hoewel hun assortiment oorspronkelijk niet tot het klassieke Scandinavisch design werd gerekend, niet onbesproken blijven. Als reactie op het dure designmeubilair begon hij maar zelf informele maar toch stijlvolle artikelen te produceren. Maar wel artikelen die de meerderheid van de jeugdige bevolking zou moeten kunnen betalen. Belangrijk bij het ontwikkelen van meubilair waren niet alleen functie en esthetiek, maar vooral de mogelijkheid om er een massaproduct van te maken. Een belangrijk vertrekpunt bij elk ontwerp was dat het door de consument zelf in elkaar gezet zou kunnen worden. Zo nam het meubel in het magazijn een minimum aan volume in en kon het ook plat worden vervoerd. De prijzen konden op deze manier concurrerend laag blijven.
In de 19e eeuw vormden The Shakers Amerika’s grootste leefgemeenschap. Ze worden vaak in een adem genoemd met de Quakers en de Amish People, maar er zitten verschillen in hun leefgewoontes. Shakers leven celibatair en trouwen niet en voorzien zichzelf in eigen levensonderhoud. Moderne technologie wordt bij de Shakers omarmd en gebruikten dit voor het fabriceren van producten. De Shakers zijn uitmuntende meubelmakers. Deze worden gekenmerkt door hun soberheid, gecombineerd met functionaliteit. Opvallend is dat de meubelen geen overbodige versieringen hadden. De meubelen zijn eenvoudig van lijn en zuiver van vorm waardoor zij een verfijnde elegantie uitstralen. De stoelen werden na gebruik aan lange kapstokken aan de muur gehangen uit oogpunt van ordelijkheid en hygiëne, de vloer kon makkelijk worden geveegd. De Shakers probeerden zoveel als mogelijk in hun eigen onderhoud te voorzien, dus zo weinig mogelijk een beroep te doen op de buitenwereld. Pas als ze in hun eigen behoeften hadden voorzien, verkochten ze hun producten aan de buitenwereld.
In de sixties kwam de intrede van de televisie en zorgde voor een complete verandering van het interieur. De eettafel met lamp erboven verdwijnt als centraal punt in de kamer. Het zitgedeelte met bank staat gericht op de televisie. In plaats van de ruimtelijke en lichte interieurs van de jaren 50 werden de interieurs in de jaren vertimmerd met schrootjes tegen de wand en het plafond. Plafonds werden verlaagd, er werden tussenwanden ingezet om beschutte hoekjes te creëren. In het interieur wordt geëxperimenteerd met kunststof, de space-age is aangebroken: bolvormen in het interieur, opblaasmeubelen, de zitzak, plastic tafels, boekenkasten van draadmetaal en gemoffeld plaatstaal die niet op de grond staan, maar aan de muur gemonteerd zijn.
Onder invloed van een aantal architecten en kunstenaars vond er in Nederland in de jaren 20 een stijlvernieuwing plaats. Enkele van deze kunstenaars zoals Piet
Mondriaan, Theo van Doesburg en Gerrit Rietveld wilden een bijdrage leveren aan een functioneel verantwoorde kunst. In 1917 richtten zij daarom de kunstenaarsgroep -De Stijl- op. De idealen van
deze groep werden door Piet Mondriaan vastgelegd in een manifest -De Nieuwe Beelding-. Hierin stond dat kunstenaars die waren aangesloten bij De Stijl een universele harmonie in de kunst wilden.
Hieronder wordt verstaan een zuiverheid van verhouding in lijn, kleur en vlak. De Stijl streefde een zuivering van de kunst na. Kunst moest onafhankelijk worden en haar eigen regels en wetten
formuleren. Deze onafhankelijkheid komt tot uiting in haar kunst.
Ze wilden geen figuratieve voostellingen, kunst moest non-figuratief of abstract zijn. De Stijl streefde naar beeldvorming waarin de natuur en het leven tot de
meeste elementaire zaken werden teruggebracht. De horizontaal en de verticaal en het gebruik van de primaire kleuren rood, geel en blauw waaraan de niet-kleuren wit, zwart en grijs waren
toegevoegd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de schilderijen van Piet Mondriaan en het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht van Gerrit Rietveld.
Zen-interieurarchitectuur vindt zijn wortels in rust, reflectie en meditatie. Zen-interieurs visualiseren de door sommigen gevoelde wens de woonomgeving terug te brengen tot een minimale esthetische essentie. Zo’n interieur moet in de hectische wereld een oase van rust zijn. Er wordt een evenwicht gezocht tussen eenvoud in vormgeving en persoonlijke harmonie. In de zen-filosofie wordt in een interieur vertaald naar een gewijde plaats. Voor de bewoner zijn eenvoud in plattegrond, subtiele lichtinval, bescheiden kleurgebruik en evenwichtige lijnvoering bewuste keuzes. Op zen-interieurs is het gezegde -less is more- bij uitstek van toepassing. Het ontbreken van overbodige objecten wordt gezien als een deugd. Door een minimum aan visuele afleiding ontstaat een rijkere binnenwereld. In de interieurarchitectuur hebben zen-aspecten subtiele uitdrukkingsvormen die dicht bij de gevoelswereld van de bewoner staan. De eenvoud in vormgeving is meer dan het simpel herleiden tot eenvoud. Het vraagt inspanning zen-vormgeving te begrijpen omdat met minder elementen er ook minder mogelijkheden zijn zeggingskracht te bereiken. Er moet een spirituele dialoog ontstaan tussen interieur en bewoner.